zondag 22 maart 2020

Eeuwigheid


e e u w i g h e i d 

Het was in een onbeschrijflijk kort moment dat de eeuwigheid zich aan mij voordeed. Ik zat in bad, of het de eeuwigheid was, weet ik natuurlijk niet, het leek erop, achteraf bezien natuurlijk. De badkamer, witbetegeld, leeg, schoon, de tegels omringden het bad, de wastafels, de parfumflessen op de rand van Belgisch hardsteen. Het licht bescheen vanaf het plafond de dingen normaal. Opeens zag ik dat het er allemaal niet was, het was er niet, er was niets, De betegelde muur, de dingen, het was er niet, het bestond niet, ik zag erdoorheen, terwijl ik het gewoon zag, ik zag dat het er niet was, dat het niet bestond. Ik bestond ook niet, er was niets. Als in een flits, een inkijk, onbeschrijfbaar kort. Het is iets dat aan je ogen voorbij gaat alsof je het van binnen ziet. Ik vond het helemaal niet vreemd, eigenlijk bevestigde het de waarheid der dingen. De waarheid van de illusie. Het maakte de betegelde muren, de wastafels opeens levend, ze hadden zich in hun ware gedaante getoond. De gedaante van de illusie, het voorbijgaan aan de tijdelijkheid, ze bestonden helemaal niet. Dit ging voorbij aan tijdelijkheid.
Ik badderde verder in het besef dat niets is wat het lijkt, dat alles is zoals het lijkt, dat het er niet toe doet, dat het er toe doet in de beleving van het moment en meer ook niet. Ik genoot van het warme water, van de toestemming van de witte muren er te zijn en te genieten van het ritme van de voeglijnen, het matte glazuur, de patronen in het water van het schuim, hoe dat zich als traag bewegende vlekken bewoog en steeds weer een ander fascinerend dessin vormde. Zou ik het fotograferen? Dit gratis dessin dat zich doorlopend verplaatste en nieuwe vormen deed ontstaan?
Er ging een ongekende rust en tevredenheid uit van mijn badkamer. Iedere keer als ik er weer kom, kijk ik goed. Is het nog dezelfde badkamer? Ja, hij is er steeds nog, alles is er nog., maar hoe alles er nog is, is niet te zeggen. Ik was mijn gezicht, het water komt schoon uit de kraan als de gewoonste zaak van de wereld.


'de glimlach in mijn achterhoofd'  blz. 143

donderdag 6 februari 2020

ontmoetingen


woorden
tonen zich
regendruppels
reiken in de lucht
dansen als muggen
tiptoe-en pling pling
licht, zuiver, samen,
zetten zich af
de onderste tree 
hip hoppend
wik wegend
raken aan
en gaan
in zweefvlucht
het ruime in
en laten
































zondag 26 januari 2020

het diepste antwoord op de diepste roep



De Liefde is de baas, mijn baas. Het leven staat ten dienste van de liefde, dat klinkt een beetje dubieus en toch voel ik het zo.
Er is maar één opdrachtgever en dat is de liefde. Natuurlijk heb ik het niet over persoonlijke of lichamelijke liefde. Het klinkt nogal pretentieus en hoogmoedig alsof ik de liefde in pacht zou hebben, alsof ik zou weten wat liefde nu werkelijk is. Nee, nee zo is het niet, in het geheel niet.
Ik weet er niets van, het is iets onbegrijpelijk groots. Ik weet alleen, dat diep in mij weet dat elk leven hier op aarde in dienst staat van de liefde.

Er is eigenlijk niets anders dan liefde hier op aarde, de scheppende kracht die ons drijft en inspireert, ons rechtop doet lopen, ons helpt het leven te ontdekken en het vrij en voluit te leven.
Elke drijfveer herbergt een diep verlangen naar liefde in zich. Liefde als tegenhanger van angst, als verlosser van angst. Angst voor zoveel, voor onszelf, voor de ander.

Ik voel diep van binnen dat mijn leven ten dienste van de liefde staat. Het voelt als een zeker weten. Het lijkt op een heimweegevoel, een gevoel dat je dichter bij huis doet zijn.
'Als ik naar de liefde in mijn hart ga', zo schreef ik in 'de dood legt Liefde bloot' tijdens Heins ziekte, 'als ik naar de liefde in mijn hart ga, dan wordt alles zachter, makkelijker, eenvoudig te accepteren'. Ja, zo was het. En zo is het nu niet alleen een verzachter en een leefbaarmaker, maar een nieuwe krachtbron, een allesoverheersende inspiratie.
Het is het diepste antwoord op de diepste roep in mijn leven.

de glimlach in mijn achterhoofd, blz.189